Kleine jongen 1

Share

Kleine Jongen,

Je moeder is ziek en ligt in bed, ze slaapt al twee etmalen nagenoeg onafgebroken. Ik heb ’t zeer naar mijn zin. Een beetje dat Grote Vakantie-gevoel. Weliswaar draag ik nu in mijn eentje de zorg over jou, maar dat valt mij niet zwaar. Ik ben immers een uitstekende opvoeder en jij bent een voorbeeldig kind, waarbij dat laatste natuurlijk grotendeels het resultaat is van het eerste. Mijn geheim? Ach, zo geheim is dat werkelijk niet: een kind heeft leiding en gezag nodig en daarin voorzie ik ruimschoots, duidelijk en consequent. Dat komt jouw karakteropbouw niet alleen zeer ten goede, zo kan ik dagelijks constateren, maar het maakt het vaderschap voor mij ook daadwerkelijk tot de verrijking van mijn leven die ik me ervan had voorgesteld. Dat vaderschap valt bovendien prima te combineren met andere gewichtige zaken in het leven, zoals het schrijven van boeken. Terwijl jij in jouw speelhoek een treinbaan bouwt, zit ik hier met mijn laptop aan de keukentafel en bouw een boek, dat gaat samen zonder enige wanklank. En huilen doe jij nooit, althans niet in mijn bijzijn. Dat heb ik je verboden.
Een boek dus, een heus boek schrijft papa. En een heel bijzonder boek nog wel, want dit boek is voor jou. Andere kinderen en ook grote mensen mogen meelezen, maar dit is en blijft jouw boek. Ik kijk er zeer naar uit om je te zijner tijd het eerste exemplaar te mogen overhandigen. Als het meezit, is het af voordat jij aap-noot-mies kunt lezen.
Lees aandachtig wat ik je schrijf, want het is belangrijk en urgent. Maak aantekeningen, herlees en onthoud. En als je eens iets niet begrijpt, vraag het dan, ik leg het met plezier nogmaals uit. Nu kan het nog, maar als ik straks dood ben zul je het alleen moeten rooien. Natuurlijk, je mag het ook helemaal op je eigen manier doen, leven, maar ik voorspel je dat je vele jaren zult verspillen met modderen en aanklooien, zoals ook ik vele jaren heb verspild. Ik ben thans op een leeftijd gekomen en tot een wijsheid geraakt dat ik je in nagenoeg elke kwestie van kundig advies kan voorzien, om het even of het gaat om zaken van intellectuele, sociaal-maatschappelijke of seksuele aard of van welke aard dan ook. Profiteer daarvan, raad ik je aan.
Om te beginnen: je moet niet op hoge dingen klimmen, daar val je vanaf. Speel nooit met lucifers of aanstekers, rook geen sigaretten in bed en bak geen frieten als je dronken bent. Ook van passieve orale seks, laat ik het platweg ‘je laten pijpen’ noemen, dat is tenminste taal die een jongen begrijpt nietwaar, en zelfs van tongzoenen kun je een vieze ziekte oplopen. Denk daaraan voordat je aan je laat zitten. Trek elke dag een schone onderbroek aan, haal geen sterke drank in huis, haal ook je beste vriend niet in huis na diens echtscheiding, want die gaat zo goed als zeker met je vrouw ervandoor. Houd vooral ook afstand in het verkeer, minimaal de helft van je snelheid in meters, en pas goed op je geld als je dat eens hebt; anderen willen het je roven. In geldzaken raad ik je: wantrouw eenieder, maar het allermeest degene die je vertrouwt. Mijn grootmoeder, die nu een sterretje aan de hemel is, werd in het verzorgingstehuis waar ze tenslotte belandde drie jaar lang vakkundig kaalgeplukt door twee vrijwilligende dames die zich uit oogverblindende naastenliefde om haar lot bekommerden. Elk theekransje kostte oma met gemak een paar honderd euro, terwijl ze ondertussen natuurlijk ook nog ‘gewoon’ werd bestolen door het personeel, zoals dat nu eenmaal gaat in die sector. In de horeca kun je flink jatten, dat is bekend, maar wie hogerop wil, die gaat in de verzorging. Geen tube tandpasta of wc-rol is nog veilig zodra je eenmaal binnen de muren bent. Blijf daar weg!
Je weet dit ondertussen, ik heb het je al honderden keren gezegd en je zult het nog duizenden keren van me horen: kijk, voordat je oversteekt, eerst naar links, dan naar recht en dan nogmaals naar links. Steek nooit over vlak achter een bus of vrachtauto of een ander groot voertuig. En dan dit natuurlijk, zeer belangrijk: wees geen held! Daar houd je hooguit een stille tocht ter nagedachtenis aan jezelf aan over waaraan je dus zelf niet zult kunnen deelnemen, daarvoor ben je dan immers te dood. En moet je dan toch per se een held wezen, wees dan een ware held. Dan richten ze misschien zelfs eens een standbeeld voor je op, zoals ze dat voor Hazes hebben gedaan. (Niet met ieders instemming, overigens. Ik stond eens bij dat beeld op de Albert Cuyp een loempia weg te douwen terwijl er weer veel volk met André’s beeltenis in de weer was. Daar moesten natuurlijk weer blikjes bier aan te pas komen, die lustte André immers maar wat graag. Een vrouw naast mij zag het aan en prevelde: ‘Een volk dat alcoholisten vereert, zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht.’

Wat dat standbeeld betreft: ook dat zul je waarschijnlijk nimmer met eigen ogen aanschouwen, omdat wij in dit land nu eenmaal uitsluitend standbeelden oprichten voor doden, zoals we ook straten en pleinen slechts vernoemen naar lieden die veilig en wel onder de groene zoden liggen, opdat we er verzekerd van kunnen zijn dat zij niets meer zullen uitspoken dat zulk een eerbetoon onwaardig is. Hoe die Mies Bouwmanboulevard bij het Mediapark in Hilversum er is kunnen komen, is mij een raadsel.
Wat heb je eraan, welbeschouwd, om een held te wezen? Een gewone of een ware, het brengt je niets. En zo’n standbeeld? Daar gaan dan hordes dronken jongenlui tegen aan staan pissen zonder ondertussen ook maar enige moeite te willen doen om te lezen wie je was of wat je hebt bewerkstelligd. Heus, dat wil je niet. En ik verbied je overigens streng om tegen andermans standbeeld aan te pissen, waag het niet!
Wees liever laf, raad ik je – dat ben ik zelf ook. Toegeven dat je laf bent, dat vergt natuurlijk wel enige moed en je zou dus kunnen denken dat het met mijn lafheid wel meevalt, maar vergis je niet: ik ben echt zeer laf. Ik bid tot God, die natuurlijk niet bestaat, ik hoop dit nog overtuigend aan te tonen in het vervolg van mijn geschrijf, opdat jij niet ten prooi valt aan de massapsychose die religie heet, ik bid dus tot God, zoals ik al zei, dat ik nooit voor de duivelse keuze kom te staan: jouw leven of het mijne? Eerlijk waar jongen en het spijt me zeer dat het zo erg met mij is gesteld: ik steek er mijn hand niet voor in het vuur dat ik me voor je zal offeren. Mocht ik toch ooit voor die keuze komen te staan, dan hoop ik dat ik mij tegen die tijd zo volgevreten heb aan dit leven. dat ik geen pap meer kan zeggen en vriendelijk bedank voor nog een gang of een toetje. Vooralsnog echter is mijn levenshonger niet gestild en reken dus niet te veel op mij, dop je eigen boontjes en lees – ik benadruk het nogmaals – aandachtig al mijn wijze raad.
Tot de eventuele meelezers die nu bijkans stikken in hun verontwaardiging over dit schrijnende gebrek aan vaderliefde wil ik dit zeggen: stik er gerust helemaal in. Hoe durft u mijn liefde voor mijn zoon in twijfel te trekken, ik houd meer van mijn jongen dan van wie dan ook op deze aarde, inclusief mijzelf. Maar zijn leven of het mijne, dat is geen kwestie van liefde maar een puur zakelijke afweging van investering en rendement. (Dat begrijp jij toch wel hè, knul? Anders leg ik het nog wel een keer uit hoor.) Ik stem niet in met het adagium ‘vrouwen en kinderen eerst’ als het op levens redden aankomt. Dat ‘vrouwen eerst’ gaat wat mij betreft niet op om de doodeenvoudige reden dat ik mijn leven lang heb moeten aanhoren dat we volstrekt gelijk zijn, dat mannen en vrouwen exact dezelfde rechten en plichten hebben en dat er geen zwakker geslacht bestaat. Nou, dan ook niet als het om die laatste plek in de reddingssloep gaat: wie het eerst komt, die het eerst maalt en komen we tegelijkertijd dan vechten we er wel om. Ook op ‘kinderen eerst’ valt heel wat af te dingen. Natuurlijk, ik heb inmiddels al heel wat jaren van het leven mogen genieten en mijn kind nog maar zo kort, zo kun je de zaak bezien. Maar er is ook een andere zienswijze, en wel de mijne: ik heb al die jaren zwaar geïnvesteerd en ben een flink eind op weg om iets moois en goeds neer te zetten waarmee de mensheid nog jaren vooruit kan. Het zou geweldig zonde zijn om dat alles op te offeren voor een leven waarvan we nog maar moeten afwachten wat het ons brengt, of er bijvoorbeeld geen verborgen gebreken zijn met de vroegtijdige dood ten gevolg. Een onbeschreven blad is ook mooi, maar ik lees toch liever een goed boek.

Och ventje, ik moet nog honderdduizend dingen aan je kwijt en ondertussen gaat het leven gewoon voort en leer ik elke dag weer nieuwe levenslessen die ik net zo dringend met je wil delen. Het is onbegonnen werk, welbeschouwd, en dit wordt onvermijdelijk een unvollendete. Maar elk zichzelf respecterend schrijver dient een unvollendete na te laten, vind ik, je moet toch schrijvend het graf in. En unvollendet is het leven zelf: het gaat voorbij maar het is nooit af.