“Samen zullen wij door dik en dun gaan, ik voorop. En ieder krijgt zijn werk. Terwijl ik de doornen kap kan hij de bloemen plukken. Langs de baan zal ik hem onderrichten: dat hij veel moet doen van wat ik heb nagelaten en veel nalaten van wat ik heb gedaan; dat hij de gevulde hand moet afstoten; dat hij niet bukken mag voor ’t geweld, juichen noch rouwen op het bevel van de machthebbers. Dat hij moet opstappen met de verdrukte scharen om vorsten en groten tot brij te vertrappen. Ik zal met hem het lied der bevrijding aanheffen en zo bereiken wij samen het land waar die gouden vogel jubelt, véél hoger dan de leeuwerik. Zijn blik zal de boze bedaren; voor rotswanden zal hij de bazuin steken. Geen drek, geen tranen die ons stuiten, want ik zal waden en hij zit op mijn schouder.” Uit Tsjip, Willem Elsschot