Share

Boodog

De Mongolen zijn van oudsher nomaden en dan komt een manier van BBQ’en waarbij je werkelijk niets hoeft mee te sjouwen echt van pas. En voor de boodog (spreek uit: ‘baw-dug’) heb je werkelijk niets nodig, vooropgesteld dat je wel stenen en stookhout in de buurt kunt vinden.

De naam doet vermoeden dat er honden worden gegrild maar er komt geen dog aan te pas. De slachtoffers zijn geiten of marmotten. Bij voorkeur geiten, want marmotten brengen de builenpest (de Zwarte Dood!) over en daar kun je lelijk aan dood gaan. En dat gebeurt dan ook regelmatig in Mongolië, ondanks herhaalde waarschuwingen van de autoriteiten om geen marmot meer te eten.

De slacht van het dier dat voor de boodog wordt gebruikt, moet heel voorzichtig gebeuren. De huid moet zoveel mogelijk intact blijven. Ze snijden het dier bij de nek rondom open en peuteren vervolgens alle vlees, organen en botten eruit.

Ondertussen worden er in een open vuur stenen gloeiend heet gestookt. Bij het vullen van de boodog gaat er eerst een laag stenen in de huid, daarna een laag gekruid vlees en groenten (wortels, uien, aardappelen, et cetera). Daarna weer stenen, dan weer vlees en groenten en zo door totdat de hele huid weer gevuld is. Tot slot wordt de huid weer dichtgebonden.

Door de hitte van de stenen en de stoomdruk die erin ontstaat, garen het vlees en de groenten langzaam en gelijkmatig. Tegelijkertijd wordt de zak aan de buitenkant gegrild. Vroeger gebeurde dat bij een vuur maar tegenwoordig grijpen de Mongolen vaak naar moderne middelen: de gasbrander. Daarmee branden ze eerst alle haren van de huid en die schrapen ze schoon. Daarna blijven ze hun vlammenwerper op die zak richten om extra hitte te geven.

Het bereiden van boodog duur uren, het is bepaald geen fast food. Het vocht vermengd met vet in de zak wordt als soep gedronken. Het vlees is natuurlijk een mengelmoes van mals en stug maar de smaak schijnt geweldig te zijn. Kijk maar naar dit fantastische verslag van mensen die het mochten proberen.